zondag 29 september 2013

Zondag 29 september 2013


CIM 2013: de cijfers


25 september 2013
Nieuws - Media

De markt zat er met een gerechtvaardigd en onverholen ongeduld op te wachten en hier zijn ze dan: de resultaten van de studie CIM Pers en Cinema 2013. We stellen u hier een analyse voor, uitgewerkt door Space, voorafgegaan door een onvermijdelijke methodologische waarschuwing. Geduld, de tijd van vergelijken komt nog… over zes maanden. In afwachting hebben de dagbladen de zaken naar hun hand weten te zetten door het bewijs te leveren van de symbiose met hun digitale bestaan.  

Methodologie

De grote nieuwigheid van deze pers- en cinemastudie is een vernieuwde visie op de verschillende publieksgroepen: vandaag wordt bij het lezerspubliek waar het CIM verslag van doet voor de dagbladen, magazines en huis-aan-huisbladen ook het digitale lezerspubliek in aanmerking genomen.

Met dat doel zijn er een aantal methodologische wijzigingen doorgevoerd:
-Vereenvoudiging van bepaalde vragen
-Een origineel ondervragingsproces
-Er zijn een heel aantal inspanningen gedaan zodat de ondervraagden de gebruikte apparaten en de gelezen digitale versies correct zouden identificeren.

De omvang van de wijzigingen impliceert dat het, voor de pers althans, weinig zin heeft om vergelijkingen te maken met de cijfers uit het verleden. Wel kunnen we nu de netto-inbreng van het digitale luik tegenover het lezen op papier analyseren.
Het is geen verrassing dat de dagbladpers het meeste voordeel haalt uit de nieuwe publieksorde: applicaties en PDF-versies zorgen voor gemiddeld 4% meer lezers in de afgelopen periode en het volledige aanbod aan digitale toepassingen is goed voor gemiddeld 20% meer lezers. De situatie verschilt wel nogal van publicatie tot publicatie.
De magazinepers haalt minder voordeel uit de nieuwe inbreng: applicaties en PDF-versies brengen maar 1% stijging tegenover de papieren versie en het totale digitale aanbod levert gemiddeld 7% netto lezers extra op. De nieuwsmagazines, economische en thematische magazines doen het echter veel beter.

Voor de “pers” voorziet de studie drie “lagen”:
-De “toestellen”: apparaten die de toegang tot digitale versies mogelijk maken,  
  namelijk de computer (desktop of laptop), de tablet met touchscreen, de smartphone
-De “versies”: het elektronische format voor de inhoud
-En het format: papier of elektronisch

Het geheel van deze lagen vormt het mediamerk (media brand), zoals te zien in het volgende schema:

 











De enquêtering gebeurt zoals weergegeven in het schema hieronder: als een persoon geen enkele digitale lectuur vermeldt, krijgt hij of zij de vragen “zoals vroeger”, enkel over het papier. Voor de anderen begint men met de vragen over de papieren media: leesfrequentie, hoeveelheid gelezen en manier van verkrijgen. Daarna volgen de vragen over de digitale lectuur die over maximum zes combinaties van versies en toestellen gaan. 

















Tenslotte levert het nieuwe terrein van de CIM persstudie niet meer dan drie indicatoren op:
-Het “papieren” publiek dat op zich het minst nieuwe element is en nog steeds de referentie blijft voor mediaplanning, ook wel de “currency” genoemd.
-Het “papieren + digitale” publiek voegt het publiek van de papieren en de digitale versies, zonder de websites, samen.
-Tenslotte voegt de indicator “total brand” het voorgaande samen met het publiek dat aangeeft internetsites van krantenuitgeverijen te lezen. Het gaat om een variabele die zich leent voor analyse en algemene bewijsvoering (bijvoorbeeld over duplication en profiling) maar niet voor mediaplanning aangezien de manieren om het web te commercialiseren heel specifiek zijn en men in principe niet de mogelijkheid heeft om het totale beschikbare publiek te vermarkten.

   
Pers: we spreken niet meer over het verleden maar over papier vs. digitaal
Vergelijkingen met het verleden zijn niet gerechtvaardigd en niet wenselijk: ook al bieden een heleboel elementen continuïteit en ook al bestaat de verleiding om de cijfers van vandaag te vergelijken met die van vroeger, de nieuwe studie moet gezien worden als “jaar nul”. Over zes maanden komt er sowieso nieuwe data aan die vergeleken kan worden met de data van deze maand.

Kranten: de digitale “booster” 
Voor de kranten vindt u de antwoorden over de verhouding papier vs. digitaal weergegeven in de onderstaande tabel. Die vermeldt
-          het publiek van de laatste periode “papier” in duizendtal en in procent volgens de totale CIM-bevolking van 12+.
-          het publiek van de laatste periode “papier+digitale versies”het lezerspubliek van de laatste periode van het mediamerk
-          twee indexen berekend op basis van het papieren publiek: de eerste meting van de uitbreiding van het lezerspubliek bij het in acht nemen van “paper+digital” en de uitbreiding bij het incalculeren van alle digitale kanalen, ook de websites.

   
Voor alle kranten ligt de gemiddelde inbreng van het digitale rond de 4% en de uitbreiding dankzij “total brand” op 20%. Digitaal kan dus rekenen op 20% extra lezers tegenover de papieren versies. De Tijd wint het meeste met de nieuwe publieksgroepen: + 13% in “paper+digital” en bijna een verdubbeling van het lezersaantal als we de website erbij tellen. Enkel Metro wint in feite praktisch niets met het digitale. Voor de andere titels brengt het “paper+digital” minstens 3% netto “niet-papier” lezers op en “bonussen” die zelfs tot 10% of meer oplopen (De Standaard en De Morgen, en De Tijd zoals eerder vermeld). Aan Franstalige zijde brengt het “paper+digital” model het meeste op voor l’Echo, La Libre en le Soir. De inbreng van het web is er belangrijk: bij de dagbladpers is er sprake van bijkomend publiek dat soms oploopt tot 50%, meer dan bij De Tijd. Het weekblad Krant van West-Vlaanderen strijkt in dit spelletje minder winst op.

Magazines: afhankelijk van de publicaties en hun onderwerpen
De magazinepers heeft zich duidelijk minder ontwikkeld in de digitale wereld. Volgens het erkenningsmechanisme van het CIM zijn er slechts 16 titels met een digitaal luik in hun verspreiding, wat maar goed is voor 0,2%.
In lijn met deze erg beperkte ontwikkeling, wint de weekbladpers (zie hieronder, zelfde organisatie als voor de kranten) gemiddeld slechts 1% lezers netto per titel dankzij de referentie “paper+digital”. En we komen aan slechts 7% uitbreiding van het lezersaantal tegenover het papier door de “brand” dimensie in aanmerking te nemen. De belangrijkste digitale expansie is terug te vinden bij de “economisch-financiële” publicaties zoals Netto-Mon Argent (index 189 t.o.v. papier), Trends/Trends-Tendances (index 139) en de nieuwsmagazines (Soir Magazine 115; Knack 114 of Vif-Express 113).

Op vlak van de digitale inbreng vertoont de lijst van maandbladen grotendeels dezelfde karakteristieken als de weekbladen: zeer zwakke inbreng (1% gemiddeld) van het “paper+digital” maar iets meer winst in lezersaantal wanneer we ook de aanwezigheid op het web in aanmerking nemen: een index van 109 tegenover het papier. Moto & Loisirs is de kampioen van de “digital+paper” expansie maar de winst blijft beperkt tot 3%. Het merendeel van de titels (27/42) wint niets met deze indicator. De invalshoek “total brand” doet lezers winnen voor AutoWereld, Ik ga bouwen/je vais construire, Menzo, Vitaya, Tu Batis, je Rénove/Beter (Ver)Bouwen, Ché en Moto & Loisirs, overwegend magazines met een uitgesproken thema. 11 maandbladen presenteren exact hetzelfde publieksniveau voor “total brand” als voor “paper”.

Tenslotte vertonen de tweemaandelijkse tijdschriften expansieratio’s die meestal aanzienlijk zijn als men het “total brand” in aanmerking neemt: Autogids wint 50% netto lezers in deze opstelling en Moniteur Automobile gaat er 32% op vooruit in vergelijking met het papier. We zien hier ook de titel Data News die pas aan de publicatiedrempel komt wanneer men alle publieksgroepen bij elkaar voegt: papier, digitaal en web.

Wordt vervolgd 
Gelukkig blijft het niet bij het analyseren van historische evoluties en het beschrijven van methodologische wijzigingen. Anders zou deze CIM Pers 2012-2013 best saai zijn! De verdubbelingen en kruisende profielen van de verschillende versies van de perstitels zullen in de nabije toekomst ongetwijfeld voer zijn voor analyses en ontdekkingen. De bal ligt nu in het kamp van de uitgevers – vooral van de dagbladpers - om procedures voor het commercialiseren in te stellen die het papier en het digitale echt combineren, aangezien het hun wens is om de Belgische markt te overtuigen de “paper+digital versions” te gaan gebruiken als waarde voor mediaplanning (de “currency”) voor de pers. Ook is het nog even wachten op een vollediger overzicht van de gratis pers, dat nu nog niet volledig is.

(PUB, 2013)


De resultaten van de persbereikstudie van het CIM die op 24 september verschenen, luiden het begin van een nieuw tijdperk in. Onder andere door de introductie van indicatoren die ook rekening houden met de digitale platformen en de halfjaarlijkse publicaties. De analyse werd uitgewerkt door Space.

De grootste vernieuwing die deze pers- en cinemastudie introduceert is de analyse van het digitale lezerspubliek. Naast de papieren versies van de dagbladen, magazines en huis-aan-huisbladen, worden nu dus ook de digitale versies onderzocht. Hiervoor werden enkele methodologische veranderingen geïntroduceerd: de vereenvoudiging van bepaalde vragen, een origineel ondervragingsproces, enkele inspanningen zodat de ondervraagden de gebruikte apparaten en de gelezen digitale versies correct zouden identificeren.

Uit de resultaten blijkt dat het volledige digitale aanbod van de dagbladpers 20% meer lezers genereert. Applicaties en PDF-versies van de magazinepers levert echter maar een stijging van 1% op.

De studie deelt de ‘pers’ op in 3 ‘niveaus’:
1.    De toestellen: computer, tablet, smartphone
2.    De versies: het elektronische format voor de inhoud
3.    Het format: papier of elektronisch

De enquêtering gebeurt als volgt: wanneer de ondervraagde geen digitale lectuur vernoemd, krijgt hij of zij de vragen ‘zoals vroeger’, dus enkel over papieren versies. Ook voor de andere ondervraagden begint de enquête met vragen over de papieren media: leesfrequentie, hoeveelheid gelezen, manier van verkrijgen. Hierna volgen vragen over digitale lectuur.

Dit nieuwe domein van het CIM personderzoek brengt drie indicatoren met zich mee:
1.    Het ‘papieren’ publiek
2.  Het ‘papieren + digitale’ publiek, deze indicator voegt het publiek van de papieren en de digitale versies, zonder de websites, samen.
3.    De ‘total brand’, deze voegt het voorgaande publiek samen met het publiek dat internetsites van krantenuitgeverijen leest.

Zo ligt voor alle kranten de gemiddelde bijdrage van de digitale versies rond de 4% en dankzij de ‘total brand’ op 20%. De digitale lectuur zorgt dus voor 20% extra lezers. Binnen de magazinepers zijn er echter slechts 16 titels met een digitale versie, wat maar goed is voor 0,2%.






1,26 miljard Facebookgebruikers in één beeld

 

Zondag 29 september 2013 – 11:01
Jns
















De Argentijnse webdesigner Natalia Rojas is er in geslaagd om alle profielfoto’s van de ruim 1,26 miljard Facebookgebruikers bij elkaar te brengen. Het resultaat valt te bewonderen op thefacesoffacebook.com.
De foto’s zijn chronologisch gerangschikt, dus Facebook-oprichter Mark Zuckerberg staat helemaal vooraan. Je kan inzoomen en via je Facebook-account op zoek gaan naar de plaats van jouw foto in de schier eindeloze lijst.
The Faces of Facebook vormt volgens Rojas geen inbreuk op de privacyregels van de sociale netwerksite. ‘We slaan geen privé-informatie, foto’s of namen op’, klinkt het.

(Jns, 2013)



Natalia Rojas, een Argentijnse webdesigner, heeft de profielfoto’s van ruim 1,26 miljard Facebookgebruikers samengebracht. Het imposante resultaat is te bezichtigen op thefacesoffacebook.com. Aangezien de foto’s allemaal chronologisch geordend zijn, staat de profielfoto van Mark Zuckerberg op de eerste plaats. Via je eigen Facebook- account kan je ook op zoek gaan naar je eigen profielfoto. Rojas vermeldt wel dat er geen privacyregels worden overtreden.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten