CIM 2013: de cijfers
25 september 2013
Nieuws - Media
De markt zat er met een
gerechtvaardigd en onverholen ongeduld op te wachten en hier zijn ze dan: de
resultaten van de studie CIM Pers en Cinema 2013. We stellen u hier een analyse
voor, uitgewerkt door Space, voorafgegaan door een onvermijdelijke
methodologische waarschuwing. Geduld, de tijd van vergelijken komt nog… over
zes maanden. In afwachting hebben de dagbladen de zaken naar hun hand weten te
zetten door het bewijs te leveren van de symbiose met hun digitale bestaan.
Methodologie
De grote nieuwigheid van deze
pers- en cinemastudie is een vernieuwde visie op de verschillende
publieksgroepen: vandaag wordt bij het lezerspubliek waar het CIM verslag van
doet voor de dagbladen, magazines en huis-aan-huisbladen ook het digitale
lezerspubliek in aanmerking genomen.
Met dat doel zijn er een
aantal methodologische wijzigingen doorgevoerd:
-Vereenvoudiging van bepaalde vragen
-Een origineel ondervragingsproces
-Er zijn een heel aantal inspanningen gedaan zodat de ondervraagden de gebruikte
apparaten en de gelezen digitale versies correct zouden identificeren.
De omvang van de wijzigingen
impliceert dat het, voor de pers althans, weinig zin heeft om vergelijkingen te
maken met de cijfers uit het verleden. Wel kunnen we nu de netto-inbreng van
het digitale luik tegenover het lezen op papier analyseren.
Het is geen verrassing dat de
dagbladpers het meeste voordeel haalt uit de nieuwe publieksorde: applicaties
en PDF-versies zorgen voor gemiddeld 4% meer lezers in de afgelopen periode en
het volledige aanbod aan digitale toepassingen is goed voor gemiddeld 20% meer
lezers. De situatie verschilt wel nogal van publicatie tot publicatie.
De magazinepers haalt minder
voordeel uit de nieuwe inbreng: applicaties en PDF-versies brengen maar 1%
stijging tegenover de papieren versie en het totale digitale aanbod levert
gemiddeld 7% netto lezers extra op. De nieuwsmagazines, economische en
thematische magazines doen het echter veel beter.
Voor de “pers” voorziet de
studie drie “lagen”:
-De
“toestellen”: apparaten die de
toegang tot digitale versies mogelijk maken,
namelijk de computer (desktop of laptop), de tablet met touchscreen, de smartphone
-De
“versies”: het elektronische format
voor de inhoud
-En het format: papier of
elektronisch
Het geheel van deze lagen
vormt het mediamerk (media brand), zoals te zien in het volgende schema:
De
enquêtering gebeurt zoals weergegeven in het schema hieronder: als een persoon
geen enkele digitale lectuur vermeldt, krijgt hij of zij de vragen “zoals
vroeger”, enkel over het papier. Voor de anderen begint men met de vragen over
de papieren media: leesfrequentie, hoeveelheid gelezen en manier van
verkrijgen. Daarna volgen de vragen over de digitale lectuur die over maximum
zes combinaties van versies en toestellen gaan.
Tenslotte levert het nieuwe
terrein van de CIM persstudie niet meer dan drie indicatoren op:
-Het “papieren” publiek dat op zich
het minst nieuwe element is en nog steeds de referentie blijft voor
mediaplanning, ook wel de “currency” genoemd.
-Het “papieren + digitale” publiek
voegt het publiek van de papieren en de digitale versies, zonder de websites,
samen.
-Tenslotte voegt de indicator “total
brand” het voorgaande samen met het publiek dat aangeeft internetsites van
krantenuitgeverijen te lezen. Het gaat om een variabele die zich leent voor
analyse en algemene bewijsvoering (bijvoorbeeld over duplication en profiling)
maar niet voor mediaplanning aangezien de manieren om het web te
commercialiseren heel specifiek zijn en men in principe niet de mogelijkheid
heeft om het totale beschikbare publiek te vermarkten.
Pers: we spreken niet meer over het verleden maar over papier vs. digitaal
Vergelijkingen met het
verleden zijn niet gerechtvaardigd en niet wenselijk: ook al bieden een
heleboel elementen continuïteit en ook al bestaat de verleiding om de cijfers
van vandaag te vergelijken met die van vroeger, de nieuwe studie moet gezien
worden als “jaar nul”. Over zes maanden komt er sowieso nieuwe data aan die
vergeleken kan worden met de data van deze maand.
Kranten: de digitale “booster”
Voor de kranten vindt u de antwoorden
over de verhouding papier vs. digitaal weergegeven in de onderstaande tabel.
Die vermeldt
-
het publiek van de laatste periode “papier” in duizendtal en in procent volgens
de totale CIM-bevolking van 12+.
-
het publiek van de laatste periode “papier+digitale versies”het lezerspubliek
van de laatste periode van het mediamerk
-
twee indexen berekend op basis van het papieren publiek: de eerste meting van
de uitbreiding van het lezerspubliek bij het in acht nemen van “paper+digital”
en de uitbreiding bij het incalculeren van alle digitale kanalen, ook de
websites.
Voor alle kranten ligt de
gemiddelde inbreng van het digitale rond de 4% en de uitbreiding dankzij “total
brand” op 20%. Digitaal kan dus rekenen op 20% extra lezers tegenover de
papieren versies. De Tijd wint het
meeste met de nieuwe publieksgroepen: + 13% in “paper+digital” en bijna een
verdubbeling van het lezersaantal als we de website erbij tellen. Enkel Metro wint in feite praktisch niets met
het digitale. Voor de andere titels brengt het “paper+digital” minstens 3%
netto “niet-papier” lezers op en “bonussen” die zelfs tot 10% of meer oplopen (De Standaard en De Morgen, en De Tijd
zoals eerder vermeld). Aan Franstalige zijde brengt het “paper+digital” model
het meeste op voor l’Echo, La Libre
en le Soir. De inbreng van het web is
er belangrijk: bij de dagbladpers is er sprake van bijkomend publiek dat soms
oploopt tot 50%, meer dan bij De Tijd.
Het weekblad Krant van West-Vlaanderen
strijkt in dit spelletje minder winst op.
Magazines: afhankelijk van de publicaties en hun onderwerpen
De magazinepers heeft zich
duidelijk minder ontwikkeld in de digitale wereld. Volgens het
erkenningsmechanisme van het CIM zijn er slechts 16 titels met een digitaal
luik in hun verspreiding, wat maar goed is voor 0,2%.
In lijn met deze erg beperkte
ontwikkeling, wint de weekbladpers (zie hieronder, zelfde organisatie als voor
de kranten) gemiddeld slechts 1% lezers netto per titel dankzij de referentie
“paper+digital”. En we komen aan slechts 7% uitbreiding van het lezersaantal
tegenover het papier door de “brand” dimensie in aanmerking te nemen. De
belangrijkste digitale expansie is terug te vinden bij de
“economisch-financiële” publicaties zoals Netto-Mon Argent (index 189 t.o.v.
papier), Trends/Trends-Tendances (index 139) en de nieuwsmagazines (Soir
Magazine 115; Knack 114 of Vif-Express 113).
Op vlak van de digitale inbreng vertoont de lijst van
maandbladen grotendeels dezelfde karakteristieken als de weekbladen: zeer
zwakke inbreng (1% gemiddeld) van het “paper+digital” maar iets meer winst in
lezersaantal wanneer we ook de aanwezigheid op het web in aanmerking nemen: een
index van 109 tegenover het papier. Moto & Loisirs is de kampioen van de
“digital+paper” expansie maar de winst blijft beperkt tot 3%. Het merendeel van
de titels (27/42) wint niets met deze indicator. De invalshoek “total brand”
doet lezers winnen voor AutoWereld, Ik ga bouwen/je vais construire, Menzo,
Vitaya, Tu Batis, je Rénove/Beter (Ver)Bouwen, Ché en Moto & Loisirs, overwegend magazines met een uitgesproken
thema. 11 maandbladen presenteren exact hetzelfde publieksniveau voor “total
brand” als voor “paper”.
Tenslotte vertonen de tweemaandelijkse tijdschriften
expansieratio’s die meestal aanzienlijk zijn als men het “total brand” in
aanmerking neemt: Autogids wint 50%
netto lezers in deze opstelling en Moniteur
Automobile gaat er 32% op vooruit in vergelijking met het papier. We zien
hier ook de titel Data News die
pas aan de publicatiedrempel komt wanneer men alle publieksgroepen bij elkaar
voegt: papier, digitaal en web.
Wordt vervolgd
Gelukkig blijft het niet bij
het analyseren van historische evoluties en het beschrijven van methodologische
wijzigingen. Anders zou deze CIM Pers 2012-2013 best saai zijn! De
verdubbelingen en kruisende profielen van de verschillende versies van de
perstitels zullen in de nabije toekomst ongetwijfeld voer zijn voor analyses en
ontdekkingen. De bal ligt nu in het kamp van de uitgevers – vooral van de dagbladpers
- om procedures voor het commercialiseren in te stellen die het papier en het
digitale echt combineren, aangezien het hun wens is om de Belgische markt te
overtuigen de “paper+digital versions” te gaan gebruiken als waarde voor
mediaplanning (de “currency”) voor de pers. Ook is het nog even wachten op een
vollediger overzicht van de gratis pers, dat nu nog niet volledig is.
(PUB, 2013)
De resultaten van de
persbereikstudie van het CIM die op 24 september verschenen, luiden het begin
van een nieuw tijdperk in. Onder andere door de introductie van indicatoren die
ook rekening houden met de digitale platformen en de halfjaarlijkse publicaties.
De analyse werd uitgewerkt door Space.
De grootste vernieuwing die deze pers-
en cinemastudie introduceert is de analyse van het digitale lezerspubliek.
Naast de papieren versies van de dagbladen, magazines en huis-aan-huisbladen,
worden nu dus ook de digitale versies onderzocht. Hiervoor werden enkele
methodologische veranderingen geïntroduceerd: de vereenvoudiging van bepaalde
vragen, een origineel ondervragingsproces, enkele inspanningen zodat de
ondervraagden de gebruikte apparaten en de gelezen digitale versies correct
zouden identificeren.
Uit de resultaten blijkt dat het volledige
digitale aanbod van de dagbladpers 20% meer lezers genereert. Applicaties en
PDF-versies van de magazinepers levert echter maar een stijging van 1% op.
De studie deelt de ‘pers’ op in 3
‘niveaus’:
1. De toestellen:
computer, tablet, smartphone
2. De versies:
het elektronische format voor de inhoud
3. Het format:
papier of elektronisch
De enquêtering gebeurt als volgt:
wanneer de ondervraagde geen digitale lectuur vernoemd, krijgt hij of zij de
vragen ‘zoals vroeger’, dus enkel over papieren versies. Ook voor de andere
ondervraagden begint de enquête met vragen over de papieren media:
leesfrequentie, hoeveelheid gelezen, manier van verkrijgen. Hierna volgen
vragen over digitale lectuur.
Dit nieuwe domein van het CIM
personderzoek brengt drie indicatoren met zich mee:
1. Het
‘papieren’ publiek
2. Het ‘papieren
+ digitale’ publiek, deze indicator voegt het publiek van de papieren en de
digitale versies, zonder de websites, samen.
3. De ‘total
brand’, deze voegt het voorgaande publiek samen met het publiek dat internetsites
van krantenuitgeverijen leest.
Zo ligt voor alle kranten de gemiddelde
bijdrage van de digitale versies rond de 4% en dankzij de ‘total brand’ op 20%.
De digitale lectuur zorgt dus voor 20% extra lezers. Binnen de magazinepers
zijn er echter slechts 16 titels met een digitale versie, wat maar goed is voor
0,2%.
1,26 miljard Facebookgebruikers in één beeld
Zondag 29 september 2013 – 11:01
Jns
De Argentijnse webdesigner Natalia Rojas is er in geslaagd om alle profielfoto’s van de ruim 1,26 miljard Facebookgebruikers bij elkaar te brengen. Het resultaat valt te bewonderen op thefacesoffacebook.com.
De foto’s zijn chronologisch gerangschikt, dus Facebook-oprichter Mark Zuckerberg staat helemaal vooraan. Je kan inzoomen en via je Facebook-account op zoek gaan naar de plaats van jouw foto in de schier eindeloze lijst.
The Faces of Facebook vormt volgens Rojas geen inbreuk op de privacyregels van de sociale netwerksite. ‘We slaan geen privé-informatie, foto’s of namen op’, klinkt het.
(Jns, 2013)
Natalia Rojas, een Argentijnse webdesigner, heeft de profielfoto’s van ruim 1,26 miljard Facebookgebruikers samengebracht. Het imposante resultaat is te bezichtigen op thefacesoffacebook.com. Aangezien de foto’s allemaal chronologisch geordend zijn, staat de profielfoto van Mark Zuckerberg op de eerste plaats. Via je eigen Facebook- account kan je ook op zoek gaan naar je eigen profielfoto. Rojas vermeldt wel dat er geen privacyregels worden overtreden.